4  Genoeg van dit genotmiddel. (5)

 8  Stadsdeel waar men later op bezoek gaat. (13)

10 Daar is het dier voor de dominee al. (5)

12 Tussendoor aan de kant. (7)

14 Zingen en scheiden van een jongen. (7)

15 Ik gok op een sukkel. (5)

17 Die is wel gevaarlijk. (13)

19 Niet steeds. (5)

20 Dat kan kousbroek zich aantrekken! (5)

 2  Roep om die vogel! (5)

 3  Beesten in een werktuig voor de boom. (5)

 4  Snoep is aardig voor de sprookjesjuf. (6)

 5  Gebouwen waarin geld gaat. (7)

 6  Dat voertuig wordt getrokken door een sterk persoon. (3)

 7  Post van de NS. (8)

 9  Onderzoek van een klaviertechnicus. (8)

11 Ondergeschikte die vervelend doet. (7)

13 Motto voor de geldhandel. (6)

15 Deze uitroep brengt geld in het laadje. (5)

16 Aanvankelijk vooraan. (5)

18 Periode die duur is. (3)