1 Terugkerend onderwerp van gesprek. (4)
2 Dat volk is familie van de wandelende tak. (11)
3 Klaar voor vakantie. (5)
4 Twee keer een eind gevallen. (5)
5 Schoolstraat in leerdam. (11)
6 Wind die door het haar waait. (4)
9 Zoogdieren liefkozen. (5)
12 Kok is er een krant gaan kopen. (5)
15 Hierop zit zij even in het parlement. (5)
16 Zo zuiver is pas een meisje. (5)
18 Goed, 'r zit kleur in. (4)
21 Bent u Europeaan die voor melk is? (4)