1 Dat teken moet Duits zijn. (4)
2 Dit lichaamsdeel hebben mensen met karakter. (11)
3 Aan boord schuimt het bier. (5)
4 Verhaal van de noodklok. (5)
5 Verband voor een gewonde toneelspeler. (11)
6 Met of zonder spoed, het blijft een moeilijke positie. (4)
9 Brandverf voor de tanden. (5)
12 Het is zover, steeds weer. (5)
15 Daar gaat u met uw toer langs. (5)
16 Deze maand stribbelt tegen. (5)
18 Hij en zij zijn samen grootmoedig. (4)
21 Dit plan komt in de bus. (4)