2 Voor dat volk gaat hij op de loop. (5)
3 Beestje dat aan boord is. (5)
4 Die bloeien voor een heks meer. (6)
5 Ronkende organen van een insect. (7)
6 Geen positief geluid. (3)
7 Je morst vlug als je die opgaat. (8)
9 Dat doen alen en bevers. (8)
11 Niet afdwalen, naar de winkel! (7)
13 Daar zitten de kijkers warmpjes in. (6)
15 Bid vooral met de mond! (5)
16 Kleine partij waarbinnen saamhorigheid heerst. (5)
18 Hiermee kan een automobilist pas echt gas geven. (3)