1 Zij nemen voor u waar. (4)
2 Overdrijven in het voorbij lopen. (2,3,4)
3 Op bed aan boord. (3)
4 Dat gewas is broodnodig. (5)
5 Het wazige glas van een trein. (9)
6 Dat dier kukelt van de toren. (4)
8 Die worden zingend gegeten. (7)
12 Beste mensen. (5)
13 Middel voor een schone dood. (4)
15 Dit is expres ingewikkeld. (4)
16 Twee schijven ter beveiliging. (3)