1 Handelwijze van de post. (4)
2 Evangeliserende rechtspersoon. (9)
3 In die sport glijdt men af. (5)
4 Dat mannetje is bij. (3)
5 Overdrijven met kussen. (9)
6 Is op het oog beurs. (4)
8 Weer opkomend gewas. (7)
11 Druk bezig met de kwast. (5)
12 Pap heeft niet veel waarde. (4)
14 Neem kennis van de rekening. (4)
15 Dier met jongen. (3)