1 Zo goed voelt men zich na een hoogtestage. (6)
2 Zij gelooft in een groene stad. (7)
3 Vuurversterkend middel. (4)
5 Prijs het groen! (4)
6 Dat eet men op een afscheidsdiner. (7)
7 Hier gaat een sporter uiteindelijk door het lint. (6)
8 Dat het met taal te maken heeft, moet je eerst bewijzen, Ivo. (10,3)
9 Topkasten. (13)
15 Is voor haar geen haantje de voorste. (5)
16 De palestijnse leider van een Zweedse popgroep. (5)
19 Kan bij het binnenland. (7)
20 Van de wieg tot het graf. (7)
21 Moe of uitverkocht, het komt op hetzelfde neer. (2,2,2)
22 Viervoeter waarmee ik een loopje neem. (6)
26 Het toucheren van pret. (4)
27 Is super in het buitenland. (4)