1 Dat hogerhuislid wordt geplukt. (4)
2 Relatie voor noodsituaties. (6)
3 Een lekker beetje bevroren. (4)
4 Een matrozenbestaan gaat niet over rozen. (12)
5 Dodelijke vrucht. (11)
6 Wat ik verkoop voor de sprong. (5)
7 Schrijver die zich gedeisd houdt. (3)
8 Grammaticale constructie die een tekst ingewikkeld maakt. (11)
11 Cursus waar je streng berispt wodt. (7)
12 Jongen met een bontjas. (7)
14 Gewelddadige tik. (7)
16 Doorweekt zijn van het wassen. (6)
17 Helpt deze lijfwacht ook in de keuken. (5)