7 Hij is van streek en heeft het niet meer. (7)
9 Belgische plaats waar duitsers zich ook thuis voelen. (5)
10 Bevat ook honing. (4)
11 Zij studeerde af op vruchten in decoratiewerk. (8)
13 De leerling heeft een vis voor de buitenlander. (8)
14 Ze varen gewoon langs die stad. (4)
17 Duurt het zo lang voordat ze het zo goed zien (5)
18 Vers van het kasteel. (7)