1 Die hulp jat van een jurist. (11)
8 Grote nederlaag die geld kost. (15)
10 Tweestemming gesteente. (6)
11 Kan gebeuren in het voorbijgaan. (8)
12 Uit boosheid met acteurs werken. (3,5,5)
14 Zendingswerkers aan boord. (8)
16 Gebied volgens de letter. (5)
17 Beloningstarief. (5)
18 Hij krijgt het aan de stok met vissen. (9)
19 Hij schudt de bridgekaarten voor de auto. (6)
20 Haardracht met boter op het hoofd. (7)
21 Dominee die ons zoet houdt. (4)
22 Hij schepte op over zijn hulp. (8)